Jurisprudentie post

Jurisprudentie post

14 september 2017, DS-2017-000132

Klager richt zich tegen het openmaken van post, door het detentiecentrum, afkomstig uit het ziekenhuis en het niet tijdig aan klager uitreiken van het desbetreffende poststuk. Ten tijde van het indienen van de klacht verbleef klager in Detentiecentrum Schiphol op grond van artikel 6 vreemdelingenwet,  zodat het Reglement Regime Grenslogies (hierna: RRG) van toepassing is.
De voorzitter van de beklagcommissie concludeert dat in het RRG — in tegenstelling tot de Pbw — geen onderscheid wordt gemaakt van wie de enveloppen afkomstig zijn voordat zij kunnen worden onderzocht op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. In de RRG is immers geen onderscheid gemaakt tussen post afkomstig van geprivilegieerde instanties en niet-geprivilegieerde instanties. De voorzitter van de beklagcommissie concludeert dat de directeur conform artikel 5 lid 4 RRG bevoegd is om brieven te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en de orde in het grenslogies. Daarnaast heeft de directeur de werkafspraken overlegd die in het Detentiecentrum Schiphol zijn gemaakt ten aanzien van de postverwerking door de medische dienst. De voorzitter van de beklagcommissie stelt vast dat in casu is gehandeld conform deze werkafspraken.

Gelet op artikel 14 is de voorzitter van de beklagcommissie van oordeel dat klager zich in zijn klaagschrift niet beklaagt over een onderwerp vastgelegd in artikel 14 RRG. Er is immers geen sprake van één van de in artikel 14 neergelegde gronden voor beklag. Dat door de directeur al eerder met klager een schikking is getroffen omdat de post van klager was geopend, doet hier niet aan af, dit staat de directeur immers vrij ongeacht op klager op grond van het RGG hierover kan klagen. De beklagcommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

31 mei 2017, DS-2017-000076

Klager richt zich tegen het openmaken van post afkomstig van de medisch adviseur. Klager voert aan dat post van medische diensten niet geopend mag worden, op de envelop stond het logo van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook stond er op dat het medisch vertrouwelijk was. Klager verblijft ten tijde van het indienen van zijn klacht in Detentiecentrum Schiphol op grond van artikel 6 vreemdelingenwet, zodat het Reglement Regime Grenslogies (hierna RRG) wordt toegepast. Voor de directeur is het niet bekend of post van klager is opengemaakt. Klager is van mening dat post van de medisch adviseur niet geopend mag worden. De beklagcommissie concludeert dat in het RRG — in tegenstelling tot de Pbw — geen onderscheid wordt gemaakt van wie de enveloppen afkomstig zijn voordat zij kunnen worden onderzocht op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. In de RRG is er immers geen onderscheid gemaakt tussen post afkomstig van geprivilegieerde instanties en niet geprivilegieerde instanties. De beklagcommissie concludeert dat de directeur – conform artikel 5 lid 4 RRG – bevoegd is om brieven te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en de orde in het grenslogies. Gelet op artikel 14 is de beklagcommissie van oordeel dat klager zich in zijn klaagschrift niet beklaagt over een onderwerp vastgelegd in artikel 14 RRG. Er is immers geen sprake van een door of vanwege de directeur opgelegde maatregel, waarbij wordt afgeweken van wettelijke voorschriften en voor zover deze verband houdt met zijn verblijf in grenslogies (sub d). Ook de overige drie gronden — vastgelegd in sub a, b, c — zijn niet van toepassing. De beklagcommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.