Sinds de oproep van het Meldpunt Vreemdelingendetentie tot vrijlating van vreemdelingen uit vreemdelingendetentie in verband met het coronavirus zijn er interessante uitspraken gedaan waarin gerefereerd wordt naar onze oproep. Deze uitspraken hebben jammer genoeg nog niet in vrijlating geresulteerd. Toch voelt de rechter zich geroepen om zich uit te laten over de negatieve gevolgen van de corona crisis voor ingesloten vreemdelingen. Dit heeft tot de volgende relevante punten geleid.
Op 31 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag bepaald dat uitzetting van een Algerijnse vreemdeling binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Ondanks dat op dit moment onduidelijk is hoelang de corona maatregelen van kracht blijven, zijn deze slechts van tijdelijke aard. Vervolgens wordt namens de vreemdeling gesteld dat het strenge regime dat op dit moment in DCR bestaat in strijd is met artikel 3 EVRM en verwijst daarbij naar de oproep van het Meldpunt. De rechtbank overweegt dat zij niet kan oordelen over de detentieomstandigheden. Tot slot bepaalt de rechtbank dat niet voldoende is onderbouwd waarom de vreemdeling in detentie een groter risico loopt ten aanzien van het coronavirus dan in de ‘vrije maatschappij’.
Op 3 april 2020 is bij de Rechtbank Den Haag aangevoerd dat: ‘de bewaring onevenredig is vanwege het aangepaste dagprogramma [in DCR] dat sinds 9 maart 2020 en vanwege het feit dat vanaf 17 maart 2020 geen bezoek meer mogelijk is.’ De rechtbank overweegt dat de bewaring op dit moment bezwarender is ingericht dan voorheen.
Ook op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag bepaald dat voor de vraag of er ‘zicht op uitzetting binnen redelijke termijn’ is, gekeken moet worden naar de bewaringstermijnen uit artikel 59 lid 5 en 6 Vw. Dit wetsartikel bepaalt dat vreemdelingen anderhalf jaar in vreemdelingendetentie kunnen worden vastgehouden. De vreemdeling waar de zaak omgaat zit twee maanden vast in vreemdelingendetentie en de rechtbank gaat er derhalve vanuit dat het binnen de genoemde termijn wel mogelijk zal zijn om hem uit te zetten. Vervolgens wordt ingegaan op het statement van de CPT waaruit volgt dat nauw persoonlijk contact de verspreiding van het coronavirus bevordert. Volgens de CPT moet vreemdelingendetentie daarom zoveel mogelijk worden voorkomen. Er wordt namens de vreemdeling betoogd dat hij bij familie in Nederland kan verblijven en noemt een naam en adres, echter is de rechtbank niet overtuigd dat hij daar daadwerkelijk zal verblijven en traceerbaar is. Tot slot stelt de rechtbank onder vermelding van de oproep van het Meldpunt dat bezwaren over de detentie-omstandigheden aangekaart kunnen worden binnen het detentiecentrum.