Rechtbank: weer zicht op uitzetting naar Marokko

Rechtbank: weer zicht op uitzetting naar Marokko

Verweerder heeft informatie verstrekt over het vooruitzicht op verwijdering naar Marokko:

Op 15 september 2022 is besloten dat weer zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen. Van doorslaggevend belang hiervoor is geweest dat de Marokkaanse autoriteiten in de periode maart tot en met augustus 2022 11 lp’s hebben afgegeven en op 2 september 2022 van 110 vreemdelingen de nationaliteit hebben bevestigd. Dit heeft in 3 gevallen geleid tot gedwongen vertrek met behulp van een lp. In enkele gevallen weigerde de vreemdeling de PCR-test en dat is een vereiste om terugkeer mogelijk te maken, waardoor de lp niet gebruikt kon worden voor (gedwongen) vertrek.

Gelet op deze positieve ontwikkelingen stelt verweerder zich op het standpunt dat er weer zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn kan worden aangenomen.

De rechtbank heeft verweerder naar aanleiding van deze informatie aanvullende vragen gesteld.

  1. Betrof het bij de bevestiging van de Marokkaanse nationaliteit van 110 vreemdelingen ook ongedocumenteerde vreemdelingen? Tussen de 110 zaken waren ook ongedocumenteerde vreemdelingen. Verificatie van de nationaliteit in al die 110 zaken heeft plaatsgevonden op basis van vingerafdrukken.
  2. Zijn er van de 11 verstrekte lp’s ook lp’s verstrekt aan ongedocumenteerde vreemdelingen? Zes van de elf vreemdelingen voor wie een lp is verkregen zijn ongedocumenteerd.
  3. Zijn er onder de 3 gevallen die geleid hebben tot gedwongen vertrek met een lp ook ongedocumenteerde vreemdelingen? Alle drie de vreemdelingen die op basis van een afgegeven lp gedwongen zijn vertrokken waren gedocumenteerd, maar beschikten niet over een reisdocument.

De rechtbank ziet in wat door verweerder voorafgaand aan de zitting en op zitting is toegelicht aanleiding voor het oordeel dat er weer een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko bestaat.

Dat niet alle personen aan wie een lp is verstrekt ook daadwerkelijk zijn vertrokken, vindt de rechtbank niet van doorslaggevend belang. De rechtbank overweegt dat de weigering van een PCR-test een omstandigheid is die voor rekening en risico van de vreemdeling komt en niet betekent dat er in het algemeen geen vooruitzicht op verwijdering is.

 

Rb Zwolle NL22.19166 en NL22.19271, 7.10.22

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:10314