Ondanks dat mensenrechtenorganisaties al minimaal acht jaar uitzettingen naar Soedan aankaarten bij de overheid heeft Nederland sinds 2011 zeker 16 asielzoekers uitgezet naar het land. NRC publiceerde op 22 januari 2021 een uitgebreid onderzoek hierover.
De uitzettingen gebeurden in samenwerking met het regime van de in 2019 afgezette president, Omar al-Bashir, en de beruchte veiligheidsdienst NISS. Zo werd Soedan “een schoolvoorbeeld van wat de nieuwe migratie aanpak van Rutte III zal worden”. Nederland wil met “positieve en negatieve prikkels” landen “bewegen tot het terugnemen van hun eigen onderdanen”, schrijft NRC. Dit ondanks sterke aanwijzingen voor marteling bij terugkeer. Vijf van de door Nederland uitgezette Soedanese asielzoekers zeggen tegen NRC na aankomst in Soedan vastgezet, mishandeld of gemarteld te zijn door de NISS. Volgens het ministerie van Justitie en Veiligheid is nooit bewezen dat uitzettingen van Soedanezen fout gaan. Tegelijk controleert het ministerie niet hoe het teruggestuurde asielzoekers vergaat waardoor signalen ook niet bij het ministerie van Justitie en Veiligheid terecht kunnen komen.
In het algemeen ambtsbericht Sudan van 2019 wordt aandacht besteed aan de risico’s van uitzettingen naar Sudan, echter is het asielbeleid (zie C7/26 VC 2000) ten aanzien van Sudan onveranderd waardoor uitzetting nog steeds mogelijk is. Het Meldpunt houdt zich bezig met het monitoren van uitzettingen en de omstandigheden tijdens de uitzettingen. Ons doel daarbij is het verminderen van het risico op onmenselijke behandeling tijdens de gedwongen uitzetting van vreemdelingen zonder verblijfsvergunning vanuit vreemdelingendetentie.