Afgelopen maand bezocht ik als nieuwe stagiaire van het Meldpunt voor het eerst het detentiecentrum in Rotterdam (DCR). Wat me direct opviel, was dat het een intimiderend gebouw was. Dit gevoel versterkte zich alleen maar toen ik binnenkwam en een grote balie zag van dik glas en doorgeefluiken om elke vorm van menselijke aanraking te voorkomen. Het voelde op dat moment meer als een gevangenis dan als een plek waar mensen aan het wachten zijn op hun uitzetting.
Toen mijn paspoort gecontroleerd was en ik via een stalen deur naar de kluisjes en bodyscan werd geleid, voelde ik me nog steeds niet heel erg op mijn gemak. Constant keken de mensen achter de balie mee bij elke stap die ik zette en ook de ruimte zelf straalde een kille sfeer uit. Ook toen ik de tweede beveiligde deur betrad, voelde ik me niet op mijn gemakt. Ik kwam in een wachtkamer terecht, die wederom stevig beveiligd was. En daar zat ik, opgesloten in een wachtkamer te wachten tot iemand bepaalde of ik door mocht lopen.
Toen ik mocht doorlopen naar de tweede balie, merkte ik dat de medewerkers hier gelukkig wat vriendelijker waren. De medewerkster vroeg voor wie ik kwam en hielp me met de vragen die ik had. Toen de door mij opgegeven personen opgeroepen werden, moest ik door een laatste lange gang richting de derde balie lopen. Hier stond wel zes man achter één kleine, vierkante balie. Ook hier waren ze vriendelijk en begeleidde iemand me naar mijn spreekkamer.
Terwijl ik wachtte op de eerste ingeslotene, kon ik meegenieten met de gesprekken van de medewerkers van de derde balie. Ze stonden vooral te kletsen over vakanties, rookpauzes en keken ook gezellig naar de Formule 1 wedstrijd van die dag. In het kamertje waar ik zat, was elk spoor van humaniteit echter ver te zoeken. Het was een kleine, vierkante ruimte met witte muren en een stalen deur met een piepklein raampje. De ruimte werd in tweeën gesplitst door een witte lange tafel en een glazen muur met enkel een klein gat erin om elkaar te kunnen verstaan. Het voelde net alsof ik met een zwaar bewaakte gevangene ging spreken.
Ook was het de bedoeling dat ik aan de ene kant van de tafel zou zitten en de ingeslotene aan de andere kant. Hierdoor kreeg ik meer het gevoel dat ik met een zware crimineel zou spreken in plaats van iemand die in afwachting is van zijn (mogelijke) uitzet. Toen de eerste meneer met mij kwam spreken, vroeg hij dan ook of hij aan mijn kant van het glas mocht komen zitten. Dit vond hij wat prettiger praten. Natuurlijk stemde ik hiermee in, want zo creëer je toch wat makkelijker een band met iemand. Maar zodra hij naast me kwam zitten, stond de Formule 1-kijkende bewaker al bij ons in de kamer om de ingeslotene naar zijn kant van de tafel te delegeren. Mij werd mij stevig benadrukt dat dit niet de bedoeling was.
Tijdens het gesprek merkte ik al snel de frustratie die de ingeslotene ervaart terwijl hij in het detentiecentrum verblijft. Het voelt alsof hij altijd degene zou zijn die alles fout doet en dat er niets is wat je hieraan kan doen. Dit gold ook voor de tweede persoon die ik die dag sprak. En ik geloof zonder meer dat bijna iedere ingeslotene dit gevoel van machteloosheid ervaart.