Een ruzie over televisiekijken zorgde voor veel onrust en angst bij een jonge man in vreemdelingendetentie die we hier Thomas zullen noemen. Hij kreeg straf voor klappen die hij niet had uitgedeeld. Vervolgens werd hij bij iemand anders op de cel geplaatst waar hij zich ook niet veilig bij voelde, maar hij mocht daar niet meer weg.
In vreemdelingendetentie worden mensen die hun uitzetting moeten afwachten standaard met zijn tweeën in één cel gezet. Dat heeft soms zijn voordelen. Je hebt aanspraak en wat afleiding, zeker als je in coronatijd lange dagen in de cel moet blijven en het goed kan vinden met je celgenoot. Maar de ruimte is klein, zo’n tien vierkante meter (!), en juist ook door de vele uren ‘op elkaars lip zitten’ kunnen gemakkelijk spanningen ontstaan. De Nationale Ombudsman schreef erover in zijn rapport van vorig jaar: de onzekere positie waarin mensen verkeren terwijl ze in vreemdelingendetentie zitten “maakt dat [zij] behoefte hebben aan rust en privacy. Het delen van een cel met een andere vreemdeling draagt hier niet aan bij, in tegendeel.”
Voor alle duidelijkheid: hier wordt de laatste tijd relatief weinig over geklaagd bij ons. Dat is wellicht omdat ingeslotenen in vreemdelingendetentie ons bellen vanuit hun cel, waar dus vaak de celgenoot bij is. Ook klagen bij de bewakers van het detentiecentrum wordt onderling niet gewaardeerd, daar wordt je later op aangekeken door de anderen.
Toch komt het soms voor dat dit soort spanningen tot uiting komen en dat wij er over horen. Zo ook bij Thomas. Hij kwam een half jaar geleden in vreemdelingendetentie terecht, niet lang na zijn achttiende verjaardag. Wij vertegenwoordigen hem toen zijn klachten hierover zijn behandeld bij een zitting van de Commissie van Toezicht (helaas pas 11 en 13 weken na indiening).
De eerste klacht ging over een ruzie met een celgenoot. Aan het begin van de avond wilde Thomas TV kijken en zijn celgenoot verbood hem dat. Toen Thomas daar niet mee akkoord ging ontstond een ruzie waarbij de celgenoot klappen uitdeelde en hem in een nekklem nam. Thomas in klein van postuur en een stuk jonger dan de celgenoot. Thomas riep in paniek het personeel op met de melding dat hij geslagen was. Zij kwamen pas drie kwartier later polshoogte nemen. In het rapport wat door medewerkers van DCR is opgemaakt na het incident wordt niet aangegeven dat Thomas terugsloeg en hij heeft dat naar eigen zeggen ook niet gedaan.
Toch zegt de directeur tijdens de klachtbehandeling dat hij heeft gehoord dat Thomas de ander wel heeft geslagen en concludeert de commissievoorzitter: ‘waar twee vechten hebben twee schuld’. Over de lange tijd tussen het oproepen en arriveren van de bewakers bij de cel zegt de directeur dat hij niet heeft kunnen controleren of het zo is gegaan, maar dat het inderdaad heel vervelend zou zijn áls dat het geval is geweest. De reactietijd is maximaal een uur, geeft hij aan. Dat vinden wij en Thomas erg lang, zeker in het geval iemand over de intercom aangeeft dat er net een ruzie is geweest en hij zich niet veilig voelt bij zijn celgenoot.
Na een straf van vijf dagen werd Thomas vervolgens samen gezet met een nieuwe celgenoot. Hij voelde er weinig voor en was liever alleen gebleven. Maar de keuze was: samen op de cel óf je gaat naar de strafafdeling. Hij dacht in het begin dat hij het wel zou kunnen uithouden met hem, ook al rookte deze nieuwe celgenoot, terwijl Thomas niet rookt. Een paar dagen later moet hij daar toch van terugkomen. Hij voelde zich geïntimideerd door zijn nieuwe celgenoot. Hij is christen en was samengezet met een moslim, vanwege het verschil in religie kreeg hij sterk het gevoel dat hij erop aangekeken werd als hij ging bidden. Ook kreeg hij veel meer last van het roken dan hij van te voren had gedacht. Hij schreef op eigen initiatief meerdere brieven met een verzoek voor een andere celgenoot aan de directeur van het detentiecentrum, maar daar werd niets mee gedaan. De directeur reageert tijdens de zitting dat er vaker wordt ‘geshopt’ met dit soort argumenten – hij laat blijken dat eigenlijk nooit wordt ingegaan op een verzoek om met iemand anders geplaatst te worden.
De Ombudsman sprak voor het rapport van vorig jaar ook met personeelsleden en leden van de Commissie van Toezicht, die aangaven dat het verminderen of stoppen met meerpersoonscellen hoogstwaarschijnlijk zou leiden tot een vermindering van onrust in het detentiecentrum. De directie laat zich regelmatig in het openbaar horen over onrust onder ingeslotenen en de veiligheid van medewerkers. Wij zien dan ook aan alle kanten redenen om het gebruik van meerpersoonscellen te stoppen en streven er naar om ook beleidsmakers van het belang hiervan te doordringen.