Op 28 September 2021 heeft de rechtbank van Den Haag besloten dat iemand in vreemdelingendetentie vrij moet worden gelaten vanwege een te zwaar detentieregime. De ongedocumenteerde persoon was onrechtmatig in isolatie geplaatst mét cameratoezicht. De rechtbank heeft echter niet over de situatie van de isolatie kunnen beoordelen, maar wel over de procedure. De rechtbank oordeelde op basis hiervan dat het Europees recht niet is nageleefd door het detentiecentrum.
In het geval van vreemdelingendetentie mag enkel de bewaringsrechter besluiten wanneer detentie beëindigd wordt, maar hiervoor mag hij niet kijken naar het detentieregime. In eerdere jurisprudentie werd verwezen naar de beklagcommissie om hierover te beslissen. De Beklagcommissie en Beroepscommissie zijn echter geen doeltreffende rechtsmiddelen, als het gaat om vrijlating. Zij kunnen namelijk enkel bepalen of een klacht gegrond is of niet, maar beslissen niet over vrijlating. Bovendien staan zij enkel open voor klachten tegen de beslissing van de directeur, en niet over detentieomstandigheden.
De rechtbank concludeerde dat de manier waarop het recht in Nederland wordt toegepast, in strijd is met het Europese Unierecht. Art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie verzekert namelijk een effectief rechtsmiddel. Dit houdt in dat er een doeltreffende manier moet zijn om op te komen tegen een maatregel, zoals het plaatsen in vreemdelingendetentie.
Met deze uitspraak zegt de rechtbank dat ongedocumenteerden in detentie de bewaringsrechter wel kunnen verzoeken om te worden vrijgelaten vanwege een zwaar detentieregime. De bewaringsrechter moet dan over de situatie oordelen. Als de bewaringsrechter oordeelt dat het detentieregime onrechtmatig is, moet de persoon in kwestie vrijgelaten worden.