De staatssecretaris Broekers-Knol van Justitie en Veiligheid heeft op 2 april 2020 aan de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) gevraagd om advies uit te brengen over de effectiviteit van vreemdelingenbewaring.
Het advies zou ten eerste moeten zien op de kwaliteit van de beschikking tot inbewaringstelling. Daarvoor moet onderzocht worden of er bij de politie, Kmar en DT&V geen zogenoemde vermijdbare vormfouten worden gemaakt waardoor de bewaring opgeheven dient te worden. Daarnaast wil de staatssecretaris duidelijkheid over hoe de rechter de beroepen tegen inbewaringstellingen per organisatie (politie, Kmar en DT&V) beoordeelt. Zijn er aanwijzingen dat inbewaringstellingen door bepaalde organisaties vaker of minder vaak worden opgeheven door de rechter? Tenslotte stelt de staatssecretaris dat een bewaring geslaagd is als deze leidt tot aantoonbaar vertrek. De ACVZ wordt gevraagd om te onderzoeken hoe vaak een inbewaringstelling leidt tot aantoonbaar vertrek.
Op basis van de bovenstaande vragen is er op 14 mei 2020 een plan van aanpak opgesteld door de ACVZ. De onderzoeksvraag die hierbij centraal staat is “In hoeverre kunnen de kwaliteit van het proces van inbewaringstelling, de kwaliteit van beschikkingen tot inbewaringstellingen en de effectiviteit van inbewaringstellingen van vreemdelingen worden vergroot?”
Om deze vraag te beantwoorden wordt er onderzoek gedaan op verschillende vlakken: (1) Het onderzoeken van welke aspecten van het proces van inbewaringstelling en de handelingen die hiervoor moeten worden verricht, niet optimaal verlopen. (2) Onderzoeken welke gebreken er zijn in besluiten tot inbewaringstelling, welke gevolgen hieraan verbonden zijn en hoe de kwaliteit van die besluiten kan worden verbeterd. (3) Het onderzoeken van de voornaamste redenen voor opheffing van inbewaringstelling en hoe het aantal opheffingen kan worden verminderd. Als laatst (4) onderzoeken waarom een procesmatig en inhoudelijk goed verlopen inbewaringstelling niet in alle gevallen tot aantoonbaar vertrek leidt en hoe het aantoonbare vertrek kan worden vergroot.
Om bovenstaande te onderzoeken gaat de Commissie zowel kwalitatieve- als kwantitatieve onderzoeksmethoden gebruiken. Ze beginnen het onderzoek met een bronnenonderzoek. Hierbij voeren zij gesprekken en houden zij een enquête onder medewerkers van verschillende organisaties die zich bezig houden met inbewaringstellingen. Hiernaast voeren zij een dossieronderzoek uit bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Het kwantitatieve deel bestaat uit een analyse van beschikbare data.
Het Meldpunt heeft regelmatig contact met ingeslotenen die maandenlang opgesloten zitten zonder uitgezet te worden. Bovendien wordt een aantal van hen herhaaldelijk gedetineerd in vreemdelingendetentie, zonder dat dit in een uitzetting resulteert. Wij zijn dan ook benieuwd naar de uitkomsten van dit onderzoek. Toch baart het plan van aanpak ons ook enige zorgen. Zo blijkt niet dat het perspectief van ingeslotenen wordt meegenomen in het onderzoek of dat er met ingeslotenen gesproken wordt. Daarnaast richt het onderzoek zich op het verminderen van het aantal opheffingen van bewaring, maar niet perse op het verminderen van het aantal inbewaringstellingen. Wij zijn bang dat dit zal resulteren in een nog langere detentieperiode.