De CvT oordeelt: de medische privacy van meneer H. is geschonden

De CvT oordeelt: de medische privacy van meneer H. is geschonden

Het Meldpunt Vreemdelingendetentie ontvangt regelmatig belletjes van personen die klagen over schending van hun medische privacy bij een bezoek aan het ziekenhuis. Eén van deze bellers is meneer H., over wie wij in de nieuwsbrief van maart hebben geschreven. Meneer H. moest vanwege een kaakbreuk die hij in het detentiecentrum heeft opgelopen vanaf halverwege februari bijna wekelijks naar het ziekenhuis. Daarbij werd hij telkens geboeid vervoerd en waren de transportbegeleiders van DV&O stelselmatig aanwezig in de behandelkamer. Samen met meneer H. hebben wij hierover enkele klachten ingediend bij de Commissie van Toezicht (CvT). Eén van de klachten over schending van de medische privacy is op 21 juli 2021 door de CvT gegrond verklaard. 

Het verweer van de directie van Detentiecentrum Rotterdam in deze zaak was opvallend. Daarin wordt verwezen naar de reactie van DV&O, waarin gesteld wordt dat DV&O een ‘wel aanwezig, tenzij’-beleid hanteert. Dit houdt in dat de medewerkers van DV&O bij een bezoek aan het ziekenhuis standaard aanwezig zijn in de behandel- of spreekkamer, tenzij de behandelaar uitdrukkelijk heeft verzocht dat de medewerkers niet aanwezig mogen zijn. Deze bepaling, zoals neergelegd in de dienstinstructie van DV&O, is gelet op het zojuist genoemde uitgangspunt en vaste jurisprudentie van de RSJ, in strijd met artikel 8 EVRM. Tevens meldt DV&O dat normale burgerlijke vrijheden – waaronder het recht op privacy – worden ingeperkt wanneer een persoon is veroordeeld tot een detentiestraf. Een opvallende passage, aangezien meneer H. op bestuursrechtelijke gronden in bewaring is gesteld en hem geen gevangenisstraf is opgelegd.

De Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft eerder geoordeeld dat het uitgangspunt is dat bij het bezoek van een gedetineerde aan een arts in het ziekenhuis geen toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandelkamer, tenzij dit uit veiligheidsoverwegingen (strikt) noodzakelijk is. Daarvoor dient een kenbare en toetsbare belangenafweging door de directeur plaats te vinden. Een dergelijke afweging heeft in onderhavige zaak niet plaatsgevonden, zo oordeelde de CvT. Ook is niet gebleken dat de arts is gevraagd of hij het nodig achtte dat er personeel aanwezig was in de behandelkamer. De CvT komt tot de conclusie dat de privacy van meneer H. is geschonden en kent hem een tegemoetkoming toe van €25 euro. 

Wij hopen dat DV&O naar aanleiding van deze uitspraak haar beleid ten aanzien van bestuursrechtelijk gedetineerde vreemdelingen op dit punt herziet, en een ‘niet aanwezig-tenzij’-beleid opneemt in haar dienstinstructie.